Naam: Sint Oda (Molen van Nijs)
Bouwjaar: 1883
Type: Beltmolen
Kenmerken: Ronde stenen molen
Functie: Korenmolen, buiten gebruik.
Technische feiten:
Romp: Ronde stenen molen
Kap: Gedekt met dakleer
Vlucht: 25,70 / 25,85 m.
Wiekenvorm: Binnenroede systeem Fauël met automatische regelkleppen en steekborden; buitenroede Oud-Hollands
Wiekverbeteringen: In de jaren 1959-1960 is de binnenroede gestroomlijnd volgens het systeem Van Bussel. In 1979 werd dit vervangen door het systeem Fauël (fokwieken). De buitenroede bleef al die tijd Oud-Hollands opgehekt.
Kruiwerk: Engels; kruilier
Vang: Vlaamse vang; vangbalk met haak; vangtrommel
Inrichting: Eén koppel 17der blauwe en één koppel 17der kunststenen; regulateur; mengketel, zeef en hamermolen op elektrische kracht
Versiering: Aardige baard, donkergroen geverfd, wit afgebiesd, met enige in geel uitgevoerde bladmotieven. Eenvoudige achterbaard met licht golvende rand, donkergroen geverfd met witte rand.
Adres:
Suffolkweg 26, 6002 AC Weert
Molenaar(s): geen molenaar
Bezichtiging: de molen is momenteel niet te bezichtigen
Geschiedenis:
Wilhelmus Nijs kocht in 1884 een perceel bouwland op de Hoogenakker in de buurtschap Vrakker voor de bouw van een windmolen, die in 1885 gereedkwam. Het perceel bouwland was eigendom van de welgestelde rentenier Jan Mathijs Jacobs. De molen van Nijs werd een van de sierlijkste windmolens van Weert. Hij kreeg de naam St. Oda, naar de heilige die in een kapelletje op Boshoven wordt vereerd.
In 1905 brak de houten askop, waarna het gevlucht, eveneens van hout, neerstortte. De molen werd hersteld en voorzien van een ijzeren as en roeden.
Na het overlijden van Nijs in 1922 zette zijn weduwe Dorothea Petronella Nijs-Knapen het bedijf nog twee jaren voort. Na boedelscheiding in 1924 werd zoon Leo Nijs eigenaar van de molen. Zijn broer Jacques was molenaar op de stenen bergmolen van Stramproy. Leo ‘Lei’ Nijs was een bekwame windmolenaar, die zonder een motorhulpgemaal en zonder stroomlijnwieken tot in de jaren vijftig heeft gemalen. Zijn specialiteit was boekweit- en roggemeel. Voor het malen van mengvoeder, dat in de jaren vijftig sterk in opkomst was, was ook Nijs genoodzaakt een hamermolen en mengketel aan te schaffen. Deze werden in 1954 door de firma Van Aarsen uit Panheel geplaatst. De windmolen bleef voor het malen van rogge en boekweit in bedrijf, maar door het toenemende gebruik van witbrood nam het malen van rogge af.
In de jaren 1959-1960 onderging de windmolen een grote herstelbeurt, waarbij de binnenroede door Adriaens uit Weert werd gestroomlijnd volgens het systeem Van Bussel.
In 1961 nam de zoon Wiel het maalbedrijf van zijn vader over en zette de traditie van het malen van boekweit en rogge voort. De rogge werd gemalen met het koppel blauwe stenen, daartoe van een speciaal roggescherpsel voorzien. De boekweit werd gemalen met de kunststenen. Voor het zeven van het boekweitmeel werd een kleine machine gebruikt waarin een cilindrisch metalen zeef draait. De molen werd verder ingericht voor de detailhandel in meel en voeders voor huisdieren.
Het hekwerk op de Van Bussel-wieken begon op het einde van de jaren zeventig slecht te worden. In 1979 werd het vernieuwd, waarbij de Van Busselwieken op de binnenroede werden vervangen door fokken. Tenslotte hield dit bedrijf op: in 2002 werd voor het laatst gemalen en vervolgens verkocht Nijs de molen. Die wisselde daarna nog een paar keer van eigenaar.