Weert kende vroeger een groot aantal stadsmolens. Molens die van groot belang waren voor de groei en de economische ontwikkeling van Weert van dorp tot een plaats met het recht markt te houden. Zo is de geschiedenis van Weert tot in het midden van de twintigste eeuw nauw verbonden met de geschiedenis van de windmolens.
Molens stonden er vooral aan de Westkant van Weert in allerlei soorten en maten. De molenaars op de graanmolens zorgden door het malen van de veldvruchten tot meel dat de bakkers brood voor de inwoners van de stad konden bakken. Ook waren er molens die uit zaden olie wonnen. Olie was vooral nodig voor de verlichting van de huizen. Ook stonden er in Weert enkele schorsmolens voor de leerlooierijen.
Weert had ook enkele volmolens die van belang waren voor de lakenindustrie. Vooral de lakenindustrie en lakenhandel was verantwoordelijk voor een grote economische bloei van Weert. De stad bezat zelfs eigen lakenhallen in steden als Antwerpen en Haarlem. Omdat Weert zelf slechts water via de, smalle, aangelegde Weerterbeek kreeg aangevoerd vanuit Bocholt, lagen de volmolens die voor de Weerter lakenindustrie draaiden allemaal op de Aabeek.
In Weert stond al heel vroeg een windmolen en een watermolen. Uit een charter van 21 mei 1295 blijkt dat het Kapittel van Sint Servaas in Maastricht in Weert een aantal rechten en bezittingen had waaronder ‘een molenrecht, een windmolen en een watermolen in Tungelroy’. Voor zover bekend is dit het oudst bekende charter in Zuid-Nederland waarin het bestaan van een windmolen is vastgelegd.
Het bestaan van negen molens, zeven door wind aangedreven molens en twee door paarden of ossen aangedreven molens, is bekend en in het gemeentelijk archief gedocumenteerd. De meeste molens lagen vlak buiten de stadswallen.
Enkele van deze stadsmolens (of de opvolgers van deze molens) kennen zo een geschiedenis van maar liefst enkele eeuwen. Zo bezaten de Heren van Weert later in en rond Weert vier standerdmolens waarvan het bestaan gedocumenteerd is. Twee van deze molens (Binnenmolen en Buitenmolen) staan ingetekend op de bekende kaart van Weert getekend door Jacob van Deventer daterend uit 1565
Van de oudst bekende Weerter stadsmolens is anno 2014 helaas weinig meer in het straatbeeld terug te vinden. Wat nog resteert is een molensteen van de Binnenmolen en de in 2014 teruggeplaatste kollergang van de ros-oliemolen van Kampers.
Zes Weerter stadsmolens zijn door de jaren heen dus helemaal uit het straatbeeld verdwenen. Voornamelijk om plaats te maken voor de aanleg van nieuwe wegen en de groei van Weert. Maar molens werden ook gesloopt nadat de molen tijdens een noodweer onherstelbaar was beschadigd. Of gewoon omdat de molenaar geen droge boterham meer kon verdienen of omdat er bomen in de weg stonden die de gemeente Weert niet wilde kappen..
Vanaf het najaar van 2014 herinnert de reconstructie van de kollergang van de ros-oliemolen van Kampers (1768) aan de Beekpoort aan de verdwenen rol-oliemolen die eeuwenlang in deze omgeving heeft gestaan.
Molennetwrk KempenBoek heeft, om de herinnering aan de verdwenen stadsmolens vast te houden, een wandelroute langs deze verdwenen Weerter stadsmolens samengesteld: de Kollergang.
De naam Kollergang verwijst naar het koppel maalstenen van de verdwenen ros-oliemolen van Kampers. Dit koppel stenen dat gebruikt werd om olie uit zaden te persen, is bij de sloop van de molen van Kampers in het midden van de vorige eeuw bewaard gebleven. De twee pletstenen stonden enkele decennia in de tuin van Museum De Tiendschuur en zijn in 2014 teruggeplaatst op de historische plek van de oude molen aan de Beekpoort/Penitentenstraat. Van dit punt vertrekt de Kollergang wandelroute langs de verdwenen stadsmolens van Weert.