Armenmolen Neeritter

Neeritter, armenmolen 1686 (2)

Naam: Armenmolen (1280)
Adres: Molenstraat 12, Neeritter
Type molen: Onderslag watermolen op de Itterbeek, korenmolen
Waterrad: Diameter 4.55 m.
Openstelling: Tijdens landelijke, provinciale en regionale molendagen. Ook tijdens activiteiten in het dorp is een deel van de molen te bekijken.

Route: De molen staat dicht bij routeknooppunt (B) 20

Voorzieningen:

Molenaar: Nico de Waal


Bezoekmogelijkheid: Op Nationale Molendag, Open Monumentendag, Limburgse Molendag (1e zondag in oktober) en tijdens grotere wandeltochten door het dorp, is er in de regel op de binnenplaats van deze molen een kleine tentoonstelling, waar de geschiedenis van molen en het dorp Neeritter wordt belicht.

Geschiedenis:

Deze molen is de 11e watermolen van de beekbron van de Itterbeek en bevindt zich in de dorpskern van Neeritter, vlakbij de kerk. Vermoedelijk staat op deze plaats al zeer lang een molen, de oudste vermelding is uit 1280. In 1535 is eveneens een Armenmolen gebouwd; of deze op dezelfde plaats lag als de huidige molen, is niet helemaal duidelijk.

In een document (“gicht”) van de Schepenbank van Neeritter is te lezen dat de Armenmolen tussen 1684 en 1687 is gebouwd. Het chronogram dat wordt gevormd door de muurijzers geeft “1686” aan, dus dat jaartal zal inderdaad correct zijn.

Op de Itter- of Ittersebeek, die langs de dorpen Neeritter en Ittervoort stroomt en daar over een klein gedeelte de landsgrens vormt, lagen vier watermolens op korte afstand van elkaar.



De watermolen dankt haar naam Armenmolen aan de schenking van de molen door de eigenaar kasteelheer aan de armen. Het Burgerlijk Armbestuur beheerde de molen en verpachtte het bedrijf steeds voor een periode van zes jaar.

In 1898 werd aan de Armenmolen in Neeritter, de bovenste molen op Nederlands grondgebied, op voorstel van de Weerter opzichter van de provinciale waterstaat W. Hanraets, in de ontlastschuif een schotdeurtje of een kantelkiep aangebracht. Steeg het water boven het molenpeil dan sloeg de kiep om, zodat het water door de opening kon wegstromen. Tevens stelde hij voor de schoepen van de waterraderen te verbreden, zodat deze aan kracht konden winnen. In eerste instantie had de molen een onderslagmolenrad van hout, dat in 1907 door een stalen molenrad werd vervangen.

Omstreeks 1950 werden alle molens stilgelegd en drie ervan verdwenen kort na elkaar. In enkele jaren tijds was aan een eeuwenlange bedrijvigheid een einde gekomen.
De laatste molenaar was Pierre Coolen. In 1950 werd het waterrecht verkocht. In 1951 werd het maalwerk uitgebroken en het molengebouw ingericht als wijkgebouw van het Groene Kruis. Ooit fungeerde een deel van het molengebouw als onderkomen voor de brandspuit (van de vrijwillige brandweer).

Het Burgerlijk Armbestuur werd in 1954 opgeheven, waarna de gemeente Hunsel eigenaresse van de molen werd. In 1961 verkocht de gemeente het gebouw aan het Groene Kruis, afdeling Neeritter. In 1972 verkocht deze instelling het gebouw aan E.G.J.M. Beunen, die het gebouw als woning inrichtte.

De molen en het muldershuis vormen vroeger één geheel. In de kop-gevel stroomopwaarts, bevond zich vroeger een smalle toegangsdeur, waarvan de hardstenen dorpel door de kruiwagens, waarmee het graan werd aangevoerd, diep was uitgesleten.
Op 22 februari 1984 werd het molengebouw opgenomen in het register van beschermde rijksmonumenten. De vroegere molenfunctie is nog duidelijk herkenbaar aan het nog aanwezige ijzeren onderslagrad. Het maalwerk is niet meer aanwezig, het molengebouw heeft nu een woonbestemming.
Technische beschrijving:

De molen had in zijn tijd twee koppel 17der stenen en een houten gangwerk, dat onder de steenbedding lag. Een korte koning met het spoorwiel zorgde voor de aandrijving van de rondsels op de steenspillen. De wieg waarin de staven onder een schuine hoek waren geplaatst, was tegen de onderzijde van het spoorwiel aangebracht. De wieg werkte samen met het aswiel, waarvan de kammen in de schuine zijde van de velg waren gestoken. Om een koppel stenen buiten bedrijf te stellen, werden enige staven uit het rondsel van de betreffende steenspil verwijderd.



Vroeger had de molen een houten onderslagrad. In het midden van de 19e eeuw bedroeg de middellijn daarvan 5,42 m. en de breedte 0.49 m. Later werd het waterrad kleiner gemaakt en bedroeg de middellijn 4.78 m. en de breedte 0,42 m. In het begin van de jaren tachtig van de 19e eeuw bevonden de waterwerken en het waterrad zich in een slechte staat. Het was vooral baron Michiels van Kessenich, die in de jaren 1883-1884 bezwaren maakte tegen een verhoging van het waterpeil en de verbetering van de waterwerken.
In 1907 werd het waterrad in ijzer vernieuwd en kreeg toen een middellijn van 4,60 m. en een breedte van 0.75 m. In vermoedelijk 1935 werd dit rad vervangen. In 1997 werd het wederom geheel verroeste waterrad gerenoveerd door de toenmalige eigenaar, ds. I. Walpot.