Watermolens en bokkenrijders in onze streek
In de tweede helft van de 18de eeuw werden onze streken geteisterd door de stroperstochten van de Bokkenrijders. Het waren groepjes van individuen, of zelfs hele bendes, die boerderijen, parochies maar ook molens afpersten.
Nolleke van Geleen of beter Arnold van de Wal was in het Westen van Kempen~Broek in de omgeving van Opitter, Bree , Tongerlo, Beek en Bocholt, de meest tot de verbeelding sprekende schurk. Hij kende de streek vrij goed omdat hij als kleermaker en speleman overal in de regio kwam.
Hij was een tijdje molenaarsknecht bij de Pollismolen in Opitter. Dat weerhield hem er niet van om later de molenaars van de andere watermolens in het gebied af te persen met brandbrieven. Daarin werd gedreigd de molen af te branden als niet aan zijn eis werd voldaan.
De weduwe op de Ghen-Aa-molen in Beek kreeg verschillende brandbrieven. De Voorste Luisenmolen kreeg ook brandbrieven met het dringend verzoek geld te leggen. De Keyartmolen zou zelfs in brand gestoken zijn. Iets later werd de bende ontmaskerd. De bendeleden werden opgepakt, onder foltering ondervraagd en terechtgesteld.