Zoveel molens, zoveel namen.
Een molennaam is nooit zomaar gekozen. Soms ligt er een verhaal aan ten grondslag. Zo gaf Sjeng Clijsters, molenaar van Keent, zijn molen een naam in een romantische bui. Hij was net gehuwd met zijn Anna en als cadeau voor zijn echtgenote gaf hij de molen haar naam Sint Anna. Anna graveerde haar naam in de muur bij de trap naar de meelzolder.
Watermolens krijgen meestal een naam die verwijst naar de beek waaraan de molen ligt of naar de omgeving waarin de molen staat.
In deze katholieke streek werd een passende heilige ook snel gevonden als molennaam. Zo was men verzekerd van de goddelijke bescherming van de molen. Windmolens krijgen soms ook de naam van de molenbouwer of de molenaar. Maar ook fantasienamen zoals De Windlust, De Zeldenrust, De Nijverheid of De Zorgvliet komen voor. Toch gebruikt de lokale bevolking vaak een andere naam dan deze officiële fantasie-benaming. Zo kent de Stramproyenaar De Nijverheid als Nijsmolen en in Molenbeersel werd De Zorgvlietmolen door de bewoners Truyenmolen genoemd, naar de naam van de eigenaar.
Wandelende molens
Windmolens zijn vaak mobieler dan je denkt. Veel molens staan op andere plekken dan waar ze oorspronkelijk werden gebouwd.
De Sint Jan in Stramproy werd in 1571 ten zuiden van het dorp gebouwd. Toen gaf de abdis van het Stift Thorn de molen in erfpacht. In 1804 verhuist hij naar zijn huidige plaats, 600 m noordelijker en dichter bij het dorp.
De Sint Anna molen van Keent verhuisde van de stad Weert naar de buurtschap Keent.
Maar absoluut recordhouder is molen De Hoop in Swartbroek. Hij werd in 1788 in Delfshaven bij Rotterdam gebouwd. De molen verhuisde eerst naar Vlaardingen om uiteindelijk, ruim een eeuw later, in 1905, naar Swartbroek te verkassen. Daar begon deze statige achtkantige stellingmolen, de enige in zijn soort binnen Grenspark Kempen~Broek, een derde leven als beltkorenmolen en vanaf de jaren zeventig als stellingmolen.