De kruitmolen Kaulille
Lokatie: Nevenplein / Kaulillerdorp
De kruitmolen.( kollergang of kantelsteen)
Deze pletrollen van Naamse steen (later vervangen door ijzeren rollen) vermaalden te samen twee binaire stoffen, houtskool met salpeter en houtskool met fijne zwavel, tot dunne kruitkoeken. Deze stenen rollen wogen elk ongeveer 5000 kgr en waren voorzien van houten stofvangers. Zij rustten in een stalen bed (ligger) dat ondersteund werd door een doodsbed. De ligger was omgeven door een houten schuin opgeheven boord (kuip) waarlangs de houten schrappers (een koningsstrijker)mee rond draaiden. Deze molen was uitgerust met tandwielen en aandrijfwielen om met riemen, intern en extern, de draaibewegingen over te brengen.
De werkmannen legde buiten het werkhuis (kruitmolen) de aandrijfriem op het buitenwiel die door een stoommachine in beweging werd gebracht.
Ongeveer 25 kg poeder werd er per bewerking geplet met een snelheid van 8 à 10 toeren per minuut met een duurtijd van 1h1/2, 3h en 8 h volgens het soort poeder dat voor mijnbouw-, oorlogs- of jachtpoeder moest worden geproduceerd.
Deze bewerking het pletten of vermalen van de binaire kruitstoffen door deze kruitmolen en een andere bewerking: het breken van de kruitkoeken tot korrels door een breker, waren een van de gevaarlijkste bewerkingsprocessen tot het bekomen van buskruit. Het risico tot een ontploffing!
Niemand mocht dan tijdens de bewerking het werkhuis betreden. Het afsteken van de kruitkoeken na het pletten gebeurde door middel van een houten spade en men mocht het werkhuis alleen betreden met lederen pantoffels of klompen.
Het werkhuis waarin de kruitmolen was opgesteld was vervaardigd uit zeer lichte houten materialen. En was omgeven door een opgeworpen aarden wal en een gracht met water. Dit om bij een eventuele ontploffing de materiële schade te beperken.
Deze kruitmolens, ’n zestal stonden hier opgesteld in het kruitfabriek, werden in 1882 in gebruik genomen en fabriceerden tot midden in de jaren 1920 het klassieke zwarte buskruit.